Concentreren
Wat biedt KOM?
In mijn praktijk ga ik samen met het kind op zoek naar het onderliggende probleem. Zo besteed ik aandacht aan de vaardigheden die het kind heeft en leert hij of zij zich beter concentreren. Uit onderzoek blijkt dat moeilijkheden in de aandacht en concentratie vaak te maken hebben met problemen met het werkgeheugen. Het werkgeheugen is de plek in de hersenen waar de informatie zich tijdelijk opslaat. Het werkgeheugen maak je groter door te trainen.
Soms helpt het om hulpmiddelen in te zetten. In de praktijk zijn allerlei attributen te koop die helpen, denk aan een wiebelkussen of Wobbel voor beweeglijke kinderen, een tangle waarmee je kind kan friemelen of speciale sieraden om op te kauwen of sabbelen. Geluidsdempende koptelefoons helpen weer om geluiden te dempen. Ook een rustig plekje of een speciaal scherm op de tafel geeft soms al verbetering.
Concentreren
Wat biedt KOM?
In mijn praktijk ga ik samen met het kind op zoek naar het onderliggende probleem. Zo besteed ik aandacht aan de vaardigheden die het kind heeft en leert hij of zij zich beter concentreren. Uit onderzoek blijkt dat moeilijkheden in de aandacht en concentratie vaak te maken hebben met problemen met het werkgeheugen. Het werkgeheugen is de plek in de hersenen waar de informatie zich tijdelijk opslaat. Het werkgeheugen maak je groter door te trainen.
Soms helpt het om hulpmiddelen in te zetten. In de praktijk zijn allerlei attributen te koop die helpen, denk aan een wiebelkussen of Wobbel voor beweeglijke kinderen, een tangle waarmee je kind kan friemelen of speciale sieraden om op te kauwen of sabbelen. Geluidsdempende koptelefoons helpen weer om geluiden te dempen. Ook een rustig plekje of een speciaal scherm op de tafel geeft soms al verbetering.
Wat is een concentratieprobleem?
Als een kind op school minder presteert, spreekt men al snel over een concentratieprobleem. Maar klopt dit eigenlijk wel?
In de meeste gevallen spreekt men van concentratieproblemen als er bepaald gedrag in relatie tot een bepaalde taak is waargenomen. Een groot deel is alleen vaak een motivatieprobleem, want als het kind zelf een taak kiest lijkt hij of zij zich wel te concentreren. Meestal is er dus een onderliggende oorzaak wat de moeite met concentreren veroorzaakt. Denk daarbij aan een focusprobleem, een bewegingsprobleem, een leerprobleem, een organisatieprobleem, een faalangstprobleem, een aandachtsprobleem, een hooggevoeligheidsprobleem of iets heel anders.
Soorten concentratieproblemen
Er zijn twee soorten concentratieproblemen. Bij de eerste variant heeft het kind wel het vermogen, maar lukt het hem of haar niet om zich te concentreren door concentratiebelemmeringen. De tweede soort is een concentratiestoornis waarbij het concentratievermogen ontbreekt. Hierbij gaat het om de tijdsduur van concentratie (van korte duur), snel afgeleid zijn of om moeite met efficiënt focussen.
Bij de meeste kinderen is er geen sprake van een stoornis, maar is concentreren een vaardigheid die zij nog kunnen (en moeten) leren. Daarbij spelen aanleg en leeftijd ook een belangrijke rol. Zo hebben jonge kinderen een kortere aandachtsboog dan oudere kinderen. Als richtlijn geldt: 6 jaar 10 minuten, 10 jaar 20 minuten en 13 jaar en ouder 30 minuten.
Wat is een concentratieprobleem?
Als een kind op school minder presteert, spreekt men al snel over een concentratieprobleem. Maar klopt dit eigenlijk wel?
In de meeste gevallen spreekt men van concentratieproblemen als er bepaald gedrag in relatie tot een bepaalde taak is waargenomen. Een groot deel is alleen vaak een motivatieprobleem, want als het kind zelf een taak kiest lijkt hij of zij zich wel te concentreren. Meestal is er dus een onderliggende oorzaak wat de moeite met concentreren veroorzaakt. Denk daarbij aan een focusprobleem, een bewegingsprobleem, een leerprobleem, een organisatieprobleem, een faalangstprobleem, een aandachtsprobleem, een hooggevoeligheidsprobleem of iets heel anders.
Soorten concentratieproblemen
Er zijn twee soorten concentratieproblemen. Bij de eerste variant heeft het kind wel het vermogen, maar lukt het hem of haar niet om zich te concentreren door concentratiebelemmeringen. De tweede soort is een concentratiestoornis waarbij het concentratievermogen ontbreekt. Hierbij gaat het om de tijdsduur van concentratie (van korte duur), snel afgeleid zijn of om moeite met efficiënt focussen.
Bij de meeste kinderen is er geen sprake van een stoornis, maar is concentreren een vaardigheid die zij nog kunnen (en moeten) leren. Daarbij spelen aanleg en leeftijd ook een belangrijke rol. Zo hebben jonge kinderen een kortere aandachtsboog dan oudere kinderen. Als richtlijn geldt: 6 jaar 10 minuten, 10 jaar 20 minuten en 13 jaar en ouder 30 minuten.